Bij het Kerstfeest hoort een kerstboom, versierd met lichtjes, ballen en slingers. Maar waar komt deze traditie vandaan?
Takjes van groenblijvende planten vormen al sinds mensenheugenis een fundamenteel onderdeel van heidense vieringen rond de winterzonnewende. Waar andere bomen hun bladeren verliezen, blijft de dennenboom groen in de winter. De groene boom kondigt de nieuwe lente aan, een tijd van bloei. Daarom zetten de Germanen tijdens de midwinternacht, de kortste dag van het jaar, een groene boom neer.
Verdere ontwikkeling
Kerstbomen waren vanaf de vijftiende eeuw in gebruik tijdens christelijke winterfeesten. Dit gebeurde voornamelijk in Oost-Europa en Scandinavië. In de 16e- en 17e eeuw begonnen de rijkere Duitsers ook een boom in hun huis te plaatsen. Ze hingen hierbij appeltjes in de boom, een verwijzing naar de zogenoemde ‘Adam en Eva’s dag’ op 24 december. In de 19e eeuw werden er in Nederland veel zondagsscholen opgericht. Hier ontstond het gebruik om rond Kerstmis een boom neer te zetten. Zo raakte de kerstboomtraditie ook bekend onder de ‘gewone Nederlanders’.
Overstag
Met name het Vaticaan heeft zich in de 19e- en 20e eeuw lange tijd flink verzet tegen de kerstboom. Die had immers een heidense oorsprong. Vooral in de 19e eeuw waarschuwde de rooms-katholieke Kerk regelmatig tegen heidense gebruiken rond Kerstmis. Niet eerder dan in 1982 stonden er voor het eerst kerstbomen in het Vaticaan in Rome. Vanaf dat moment was het duidelijk dat ook voor de rooms-katholieken de kerstboom onlosmakelijk verbonden was met het kerstfeest.
Geniet met elkaar van de versierde kerstboom. Zalig Kerstmis!