De zondagen van de Veertigdagentijd vormen liturgische voetstappen met een sterke boodschap: God opent telkens weer nieuwe toekomst.
De Veertigdagentijd bevat vijf zondagen die uitlopen op Palmzondag en de Goede Week. Zij zijn als geestelijke voetstappen die ons voorbereiden op het grote feest van Pasen. Tijdens die zondagen van de Veertigdagentijd in de C-cyclus ontdekken wij in de liturgie van het woord twee dwarslijnen: van bekoring naar bekering.
Oude en Nieuwe Verbond
Eerste lezing: God is trouw
De eerste lezing cirkelt altijd rond het grote thema van het Verbond dat God met de mensen sloot in de uitverkiezing van het joodse volk. Heel de geschiedenis komt aan bod. Vanaf de schepping (1e zondag) via Abraham (2e zondag) en Mozes (3e zondag) wordt het perspectief niet beperkt tot het joodse volk, maar uitgebreid tot de eindtijd met beloftes van heil voor alle volkeren. God neemt steeds het initiatief om genadig aanwezig te zijn bij zijn volk in alle omstandigheden.
Tweede lezing: De gelovige mens vertrouwt op God
De lezingen uit de brieven van Paulus verwoorden het antwoord van de mens tegenover Gods belofte van trouw. Wij vinden er aansporingen tot steeds vernieuwde geloofsinzet en volharding. Ook de antwoordpsalmen vertolken dat vertrouwen op ongeëvenaarde wijze.
Evangelie: Van bekoring naar bekering
De eerste en tweede zondag hebben een vast gegeven. De eerste zondag is dit altijd de bekoring van Jezus in de woestijn; het zijn bekoringen die iedere christen bedreigen. De tweede zondag is dit gegeven altijd de verheerlijking van Jezus op de berg, een voorafbeelding van zijn verrijzenis.
De drie volgende zondagen is het leidmotief telkens de bekering. Derde zondag: joodse volk (gesymboliseerd in de parabel van de vijgenboom). Vierde zondag: de verloren zoon en de barmhartige vader. Vijfde zondag: de overspelige vrouw.
Eerste zondag: Voorrang aan God
Deut. 26, 4-10: Het joodse volk offert de eerste veldvruchten aan God. In dat symbolische gebaar van het afstand doen van de goede vruchten erkennen de gelovigen dat God hun Heer is. Zij leven vanuit Gods genade in dankbaarheid en verbondenheid. De mens is geroepen om eerbiedig om te gaan met de gaven van de schepping en zijn dankbaarheid te beleven in wereldwijde solidariteit.
“Voor u is de Heer: mijn toevlucht en mijn burcht, mijn God op wie ik vertrouw…” Ps. 91
Rom. 10,8-13: Paulus is ervan overtuigd: Wie in Jezus van harte gelooft zal nooit worden teleurgesteld.
Lc. 4, 1-13: Jezus wordt in de woestijn geconfronteerd met beproevingen die ieder mens herkennen zal: de verleiding van onrechtmatig bezit, overdreven macht en onverdiende eer. Jezus komt uit deze geestelijke strijd als overwinnaar tevoorschijn. Hij is gekomen om God te dienen en zijn zending trouw te vervullen. Hij laat zich niet afleiden door vergankelijke voordelen die in feite valstrikken of gevangenissen blijken te zijn. De christenen worden in de woestijn van het leven vaak op dezelfde manier bekoord. Tegenover de schijnzekerheden van pracht en praal en allerlei wereldlijke genoegens zoeken zij het beste hun zekerheid in de liefde van God, die eeuwig is.